Sla navigatie over

Collectief vervoer in Vlaanderen 2.0: "Laat steden en gemeenten beslissen over busaanbod"

Met een Vlaamse dotatie van 1 miljard euro slaagt De Lijn er niet in om Vlaanderen te bedienen en voor voldoende bussen te zorgen op een efficiënte manier. Ook op het vlak van de modal shift laten te weinig mensen de auto thuis om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Slechts 4% van de mensen kiezen de bus als hoofvervoerswijze. “Er is daarom nood aan een performant collectief vervoer dat georganiseerd wordt vanuit de lokale besturen: bottom-up in plaats van top-down zoals in de huidige situatie het geval is,” zeggen Somers en Keulen.

Geef regio’s zeggenschap over organisatie collectief vervoer

De komende weken en maanden wordt in het Vlaams parlement de discussie gevoerd over de evaluatie van de aflopende beheersovereenkomst met De Lijn en de nieuwe beheersovereenkomst voor de periode 2016 tot en met 2020. De Open Vld-fractie heeft een conceptnota geschreven over hoe dit collectief vervoer van de toekomst eruit dient te zien. “Het probleem van De Lijn lost men niet op door te blijven besparen en alternatieve concepten erbij te nemen als hulpmiddel. De afgelopen tijd is er gediscussieerd over mogelijkheden om de taxisector te betrekken bij het openbaar vervoer. Dit is een goed initiatief in de marge, maar lost au fond niets op aan het wijkende busvervoer in Vlaanderen en de stijgende vervoersarmoede. Enkel door out-of-the-box te denken, is het mogelijk om een waardig alternatief aan te bieden,” aldus Somers en Keulen.

Hoe ziet dit alternatief uit? Het start met Vlaanderen in te delen in een 15 à 25-tal regio’s waarbij de lokale besturen samenwerken om het collectief vervoer in hun regio te organiseren. “De lokale besturen kennen de noden van de reiziger en kunnen hier een performant systeem voor ontwikkelen, dat uitgaat van woon-werkverkeer en de ontsluiting van scholen. Hierbij zorgen ze via een aanbesteding voor een operator die het collectief vervoer uitvoert. De regio krijgt een bepaalde vrijheid om zelf de tarifering te bepalen. Zo wordt basisbereikbaarheid in de praktijk gebracht en kan elke regio een vraaggericht aanbod ontwikkelen op eigen maat.”

Ruggengraat blijft Vlaams

De regio’s zijn de basis van het concept, daarboven is er een interregionaal niveau (Vlaanderen) dat zorgt voor de ruggengraat van het systeem: de verbindingen tussen de regio’s, de ontsluiting van regio’s zonder spoornetwerk en de neutrale regisseur waar elke regio zijn informatie omtrent collectief vervoer kan halen. Voor snelle verbindingen tussen regio’s is het spoorwegennetwerk van cruciaal belang. Het collectief vervoer over de weg mag hier niet mee in concurrentie gaan, zoals vandaag wel eens het geval is.

De regio’s krijgen hun dotatie van Vlaanderen voor het uitwerken van het collectief vervoer. De dotatie van ongeveer 1 miljard euro die momenteel gebruikt wordt voor De Lijn, gaat voor circa 75% naar de regio’s. Het overige deel wordt gebruikt voor interregionale verbindingen. De opbrengsten mogen de regio’s zelf houden en kunnen ze investeren in extra collectief vervoer. “Zo ontstaat echt maatwerk waar de reiziger de winnaar van is. Dit is een heel andere benadering dan het statische openbaar vervoer dat er vandaag de dag is. Maar wanneer we met evenveel geld meer willen doen, is dit een noodzakelijke ontwikkeling.”

Zoek nieuwsberichten
Meest recente berichten

Gemaakt door Code Nation via NationBuilder