
Meer dan een jaar geleden namen de burgemeesters van Antwerpen, Mechelen en Vilvoorde het voortouw in de strijd tegen het radicalisme en de jihadstrijders. Ze vroegen meer actie van zowel de Vlaamse als de federale regering. Ook in het Vlaams Parlement vroegen alle democratische partijen via een resolutie eensgezind meer actie van de Vlaamse regering.
Sindsdien is de dreiging alleen maar groter geworden. De federale onderhandelaars bereikten een akkoord over een pakket maatregelen om efficiënter en kordater te kunnen optreden.
Maar ook het Vlaamse beleidsniveau heeft een immense verantwoordelijkheid. Het kan zijn kop niet in het zand steken. Om de strijd tegen gewelddadig radicalisme goed te voeren, heb je alle middelen nodig waarover de democratische rechtsstaat beschikt. De hele veiligheidsketen, van preventie over politie en justitie tot nazorg, moet worden ingezet. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, bevindt het merendeel van die instrumenten zich op Vlaams niveau, zeker sinds de laatste staatshervorming.
Hoog tijd
Vlaanderen is bevoegd voor jeugdbeleid, preventie, buurtopbouw, straathoekwerk, onderwijs, spijbelproblematiek, justitiehuizen, jeugddelinquentie, jeugdstrafrecht, re-integratie van ex-gedetineerden, inburgeringsbeleid en slachtofferhulp. Daarmee kom je al een heel eind in de strijd tegen radicalisering. Het is hoog tijd dat de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement een coherent beleid uitwerken.
Vandaag blijft het Vlaamse niveau te passief en vertrouwt het zozeer op de federale overheid dat het zelfs die bevoegdheden door haar laat ‘absorberen’. Deradicaliseringsprogramma’s opzetten is geen federale, maar een gemeenschapsbevoegdheid. En toch wordt het initiatief hier bijna uitsluitend in de Wetstraat genomen, niet op het Martelarenplein.
De noodzaak van een zogenaamd gewapend bestuur tegen radicale elementen in onze samenleving laat zich steeds sterker voelen. Maar een belangrijk deel van de instrumenten moet Vlaanderen activeren: denk aan alles wat met vergunningen te maken heeft in de sfeer van wonen en bouwen, of subsidies voor jeugd- en sportclubs.
Ander voorbeeld: het aantal kinderen dat thuisonderwijs volgt, stijgt jaarlijks, maar de Vlaamse controle erop is ondermaats. Zo dreigen jongeren in bepaalde salafistische milieus volledig afgesneden te worden van onze samenleving. De kwaliteit van het onderwijs dat ze krijgen, is niet alleen bedenkelijk, ook de denkbeelden die ze meekrijgen zijn soms ronduit bedreigend. Systematische controle van de inspectiediensten op dit thuisonderwijs is onbestaande.
Bovendien moet de strijd tegen radicalisering breder gevoerd worden. Een veiligheidsperspectief volstaat niet. In wezen gaat het om een ideologische strijd tegen hen die onze democratische rechtsstaat en onze mensenrechten (met geweld) verwerpen.
Die kan je maar winnen als mensen zich identificeren met ons samenlevingsmodel, zich ermee verbonden voelen en de principes waarop het gebouwd is omarmen. Dat veronderstelt een inclusieve samenleving. Ook hier liggen alle sleutelbevoegdheden op het Vlaamse niveau.
Discriminatie bestrijden
Wie kiest voor een confrontatiebeleid waarbij groepen in de samenleving rechtstreeks of onrechtstreeks geviseerd en uitgesloten worden, geeft alle rattenvangers van het radicalisme alleen maar meer legitimiteit. Een succesvol Vlaams beleid doet het omgekeerde: het staat positief tegenover diversiteit, bestrijdt actief discriminatie, bevordert opwaartse sociale mobiliteit, versterkt de sociale en culturele cohesie in onze samenleving, biedt kansen aan iedereen die de handen uit de mouwen wil steken en wijst elke vorm van racisme zonder meer af.
Ten slotte is Vlaanderen ook het eerste aanspreekpunt en de partner van burgemeesters en lokale besturen, van leerkrachten, CLB’s, jeugdhuizen, CAW’s en ouders. Zij bevinden zich in de eerste linie van deze problematiek. Door sterker samen te werken kan de Vlaamse regering ook hier het verschil maken.
Vlaanderen heeft dus werk voor de boeg. Het moet een stevige, integrale aanpak tegen radicalisme en gewelddadig jihadisme uitwerken. Zowel een veiligheidsbeleid als een inclusieve maatschappelijke strategie. Misschien kan het Vlaams Parlement hiervoor een tijdelijke (sub)commissie oprichten. Zo kan het intensief het debat aangaan met de Vlaamse regering.
Nu de nieuwe regering uit de startblokken is geschoten, moeten we hiervan een prioriteit maken. Vlaanderen kan en moet hier meer doen.
Bart Somers en Jo De Ro
Dit opiniestuk verscheen op woensdag 24 september in De Standaard.