Dankzij de Wet betreffende de zwangerschapsafbreking van 3 april 1990 is abortus onder bepaalde voorwaarden niet strafbaar. Deze wet kwam er op initiatief van de senatoren Lallemand (PS) en Herman-Michielsens (PVV). Open Vld Kamerlid Carina Van Cauter: “Deze wet was een belangrijke mijlpaal voor de emancipatie van de vrouw en een gigantische stap vooruit op vlak van vrouwenrechten. Na jaren van strijd door feministische bewegingen, werden vrouwen helemaal meester over hun eigen lichaam. Ons land was een progressieve pionier.”
Van Cauter vond het echter tijd om de abortuswet tegen het licht te houden en aan te passen aan de huidige tijdsgeest en bovenal de praktijkervaringen. In een wetsvoorstel stelde ze zes wijzigingen aan de wet voor. Hoorzittingen in de commissie Justitie toonden het draagvlak voor zo’n modernisering aan bij de medische sector, juristen en ethici. De meerderheidspartijen werkten samen een voorstel uit dat binnenkort in de Kamer zal worden behandeld.
Eerste consultatie en wachttijd
Een vrouw die een abortus wenst, kan zich richten tot een abortuscentrum of ziekenhuis met abortushulpverlening. Daar moet ze bij de eerste consultatie een verklaring afleggen waarin ze aangeeft zich in een noodsituatie te bevinden. “Deze voorwaarde werd in de originele abortuswet ingeschreven als compromis. Nochtans had de Raad van State hier een negatief advies over geformuleerd, omdat de term noodsituatie vaag is”, legt Van Cauter uit. “Vrouwen die een abortus overwegen, weten dat dit een ingrijpende ingreep is, en uit 27 jaar ervaring met de abortuswet blijkt dat vrouwen hier niet lichtzinnig overgaan.” Daarom wordt de subjectieve term noodsituatie uit de wet gehaald, net zoals Van Cauter in haar wetsvoorstel voorstelde.
Ten tweede wordt de wettelijke wachttijd van zes dagen na de eerste consultatie geschrapt wanneer de gezondheid van de vrouw in gevaar is. Ook dit werd voorgesteld door Van Cauter. Aan de deadline van twaalf weken wordt niet geraakt. “Vandaag kan een abortus na de twaalfde week enkel wanneer vaststaat dat het kind zal worden geboren met een ongeneeslijke afwijking. Dat blijft zo. Maar de eerste consultatie zal van tel zijn. Wanneer die plaatsvond vlak voor de twaalf weken deadline, zal de abortus kunnen gebeuren na de bedenktijd van zes dagen en dus ook iets na de deadline”, verduidelijkt Van Cauter.
Doorverwijsplicht
Een arts is nooit verplicht om een abortus uit te voeren. Van Cauter: “Dit willen we uiteraard zo houden. Maar er wordt zoals we vroegen wel een doorverwijsplicht ingeschreven in de wet. Het kan immers niet dat een vrouw die wil overgaan tot abortus, niet geholpen wordt omdat de eerste arts tot wie ze zich richt gewetensbezwaren heeft.” Er komt ook een strafbepaling voor wie een vrouw verhindert zich naar een plaats te begeven om een legale abortus uit te voeren.
Abortus uit het strafwetboek
Tot slot wordt abortus uit het strafwetboek gehaald. In principe was een zwangerschapsafbreking nog steeds een misdrijf, tenzij de arts aan alle voorwaarden voldoet. Van Cauter: “Het feit dat abortus nog in ons strafwetboek stond, was culpabiliserend en stigmatiserend voor de vrouw. Uiteraard moet een vruchtafdrijving waarbij niet aan de voorwaarden wordt voldaan; een vruchtafdrijving zonder toestemming; of een vruchtafdrijving met of zonder geweld strafbaar blijven. Wij stelden wel voor om de vrijwillige abortus uit het strafwetboek te halen, en onder te brengen in een aparte wet. Dat gebeurt nu. Op die manier geven we een duidelijk signaal dat het een medische ingreep betreft waarbij de nodige voorwaarden en garanties voor de vrouw worden voorzien. Abortus is een recht, het stigma en taboe moeten volledig doorbroken worden.”