In een parlement geldt absolute vrijheid om te spreken. Dat maakt het mogelijk om zonder remmingen te debatteren over fundamentele kwesties als oorlog en vrede, over leven en dood, over eventuele fouten en fraude die zouden zijn begaan door de uitvoerende macht. Niets of niemand kan een parlementslid het zwijgen opleggen. En dat is goed in een democratie. Een politieke discussie mag daarom scherp zijn. Meer nog, ze moet dat zijn. Een georganiseerd meningsverschil is immers de definitie van politiek. Partijen en hun vertegenwoordigers overtuigen met woorden en argumenten, met inhoudelijke standpunten en krachtige ideeën. Elk doet dat op zijn manier en eigen stijl.
De zogenaamde parlementaire onverantwoordelijkheid is evenwel geen vrijbrief voor onverantwoord gedrag. Wie met verbaal geweld bevolkingsgroepen of politieke tegenstrevers probeert te kleineren of te stigmatiseren, herleidt het halfrond tot een arena voor moddergevechten. Natuurlijk moeten politici tegen een stootje kunnen. Kleurrijk en scherp taalgebruik kruidt het debat. Zolang dit alles maar een inhoudelijke grondslag heeft. Je kan elkaars tegenstander zijn, er is ook zoiets als politiek fatsoen, waardigheid en grenzen aan de rivaliteit. En die grens werd donderdag door Kamerlid Louis overschreden tijdens de plenaire zitting.
Als politiek schelden, beledigen en vernederen wordt zonder enige inhoudelijke grondslag, dan is dat een verlies voor onze democratie. Als een haast per ongeluk verkozen parlementslid van het elementaire vragenrecht misbruik maakt om met de meeste lage bewoordingen tegenover de Premier denkt de show te kunnen stelen, dan levert dit geen enkele bijdrage aan het maatschappelijke debat. Net zoals ook Geert Wilders, met zijn ‘meer of minder’, geen inhoudelijke mening had over migratie, maar enkel de aandacht naar zich toe wilde trekken. Wat wel overblijft, is het leed van het doelwit van deze kwetsende woorden. De slachtoffers van dit grof taalgebruik betalen de prijs van de democratie.
Daarom ben ik donderdag samen met mijn collega’s opgestapt uit de zitting. Niet omdat ik geen democraat ben. Maar net omdat de vrijheid om te spreken mij zo dierbaar is, maak ik ook gebruik van mijn recht om niet langer te luisteren wanneer ik denk dat die vrijheid wordt misbruikt. Dit ging echt niet over het ‘bespreekbaar’ maken van problemen. Dit was politiek hooliganisme dat zowel in het parlement als op straat algemene afkeuring verdient. Hooliganisme dat net zoals in de sport het spel alleen maar verstoort en vervuilt.
Moeten we nu de vrijheid van meningsuiting van politici aan banden leggen na dit incident? Allerminst! Nauwelijks een dag voor het incident riep Barack Obama in Bozar eenieder in eloquente bewoordingen op om onze democratie en vrijheid te verdedigen. Wanneer ik opstap, is dat geen teken van machteloosheid, maar het is niettemin het trekken van een fundamentele krijtlijn in onze weerbare democratie. Ik luister graag naar mijn tegenstander, ik apprecieer het politiek debat op het scherpst van de snee, maar ik walg van wie zijn spreekrecht misbruikt en afzakt tot een niveau dat de politieke arena onwaardig is. Onze democratische waarden, instellingen en het georganiseerd meningsverschil verdienen meer respect dan dat.