Wie de Iraanse vrouwen steunt, moet respect hebben voor de vrijheid van álle vrouwen, schrijft Bart Somers.
Het Iraanse regime probeert de protesten die uitbraken na de dood van Masha Amini al vier weken tevergeefs neer te slaan. Met gevaar voor eigen leven aanvaarden moedige vrouwen niet langer dat mannen hen zeggen welke kleding ze moeten dragen. Ze willen een einde maken aan de theocratische dictatuur.
Hoe solidair we ook zijn: uiteindelijk kan niemand die strijd in hun plaats voeren. Het is hun strijd voor de ziel van Iran. Tegen het islamisme dat religie perverteert tot een totalitaire ideologie. Die vrijheidsstrijd verdient ons diepste respect, onze steun en solidariteit. Jammer genoeg gebruiken sommigen het conflict voor eigen gewin. Als brandstof voor hun polarisatie tegen Vlaamse moslims. Maar de zaken liggen toch net iets anders dan sommige populisten ons graag willen laten geloven.
De opstand in Iran is er een tegen ayatollahs, tegen corruptie en dictatuur. De betogers verwerpen het politieke islamisme, maar de opstand keert zich niet tegen de islam. Velen vinden net dat het Iraanse regime godsdienst misbruikt om zijn gewelddadige en corrupte theocratie te legitimeren. Populisten hanteren islam en islamisme als synoniemen, maar de opstand in Iran ontstaat net in de ruimte daartussen. In een vrije samenleving, die de godsdienstvrijheid als grondrecht erkent, moeten we het onderscheid tussen islam als religie en islamisme als ideologie helder houden.
Het symbool van het Iraanse verzet is het afgooien van de verplichte hoofddoek. Terwijl de islamisten de chador als de vlag van hun revolutie beschouwen, staat het verplicht dragen ervan voor Iraanse vrouwen gelijk met onderdrukking. Ze verwerpen een regime dat hen van hun vrijheid berooft.
Vlaamse zedenpolitie
Sommigen projecteren die Iraanse vrijheidsstrijd op de situatie bij ons. Vrouwen die hier een hoofddoek dragen, laten de Iraanse vrouwen in de steek, is hun discours, ze collaboreren met het Iraanse regime. Hoe een vrouw zich kleedt is in dat discours geen persoonlijke keuze, maar altijd een politiek statement. De vrouw in kwestie heeft niet het recht of de vrijheid om zelf de betekenis van haar kleding te bepalen.
Bewust of onbewust gedragen die mensen zich als de seculiere tegenhanger van de Iraanse zedenpolitie in Vlaanderen. Waarbij vrouwen opnieuw geïnstrumentaliseerd worden, gezegd wordt wat mag of niet mag, hoe ze zich wel of niet mogen kleden. Bovendien zijn ze blind voor de duizenden Iraanse vrouwen die met hoofddoek mee betogen.
Uiteraard moeten we op onze hoede zijn voor islamisten. Ook bij ons worden vrouwen soms verplicht om een hoofddoek te dragen. Dat mogen we niet laten gebeuren. De vrijheid is ons hoogste goed. Maar daarin moeten we consequent zijn. Voor niet-gelovigen is een hoofddoek een moeilijk te plaatsen gebruik. Voor sommigen is zelfs gelovig zijn moeilijk te vatten. Maar in een vrije samenleving is het onvermijdelijk dat mensen dingen doen, gebruiken koesteren of opvattingen aanhangen die anderen niet begrijpen, delen of steunen. Wie vindt dat alleen wie leeft als hijzelf echt vrij is, staat niet voor een vrije maar voor een onverdraagzame samenleving. Niet iedere vrouw met een hoofddoek wordt onderdrukt.
De vrouwen in Iran strijden voor vrijheid en gelijkheid tussen man en vrouw. Ze voeren die strijd op basis van de universele mensenrechten. Daar ligt hun hoop, de legitimatie van hun strijd. Bij de overtuiging dat ieder individu onvervreemdbare rechten heeft, ongeacht de cultuur en tradities waarin hij opgroeit. Ongeacht de religieuze opvattingen of de wetten die men stemt. Mensenrechten waarop iedere mens zich kan beroepen, zelfs als de meerderheid in het land er anders over denkt.
Slechte Iraniërs
De Iraanse vrijheidsstrijders staan dus lijnrecht tegenover gemeenschapsdenkers die de opvatting verdedigen dat mensenrechten altijd relatief zijn, afhankelijk van de gemeenschap waartoe je behoort. Mensen als Mark Elchardus, of partijen als het Vlaams Belang of PVDA, verwerpen het idee van universele mensenrechten. Voor hen bakent de natie de mensenrechten af. De cultuur, het volk, de klasse bepaalt er de inhoud van. Daarboven staat niets. Voor hen heeft de Europese Unie zich niet te moeien met de holebi-vrije zones in Polen, of met de onderdrukking van Oeigoeren in China. Nationale soevereiniteit primeert. Internationale mensenrechtenverdragen moeten worden ontmanteld in naam van het primaat van de cultuur of het volk. Volgens die logica moeten zij de Iraanse vrouwen op het matje roepen. Ze gaan in tegen de tradities, wetten en religieuze voorschriften van hun samenleving. Betogende Iraanse vrouwen die verandering willen in hun tradities en gebruiken zijn – hun woorden parafraserend – ‘slechte Iraniërs’. ‘Volksverraders’. Zoals er blijkbaar volgens hen ook ‘slechte Vlamingen’ zijn. Wie universele mensenrechten verwerpt of relativeert, komt in dit conflict terecht in het kamp van de ayatollahs.
Gelukkig zijn mensenrechten universeel en staan ze boven religieuze regels en tradities. De strijd van de Iraanse vrouwen is in wezen een echte vrijheidsstrijd, ingebed in het internationale recht. Wie haar steunt, is maar consequent als hij respect opbrengt voor de vrijheid van alle vrouwen om zelf hun keuzes te maken.