Sla navigatie over

Opinie: "We bouwen toch ook geen hokken in het park?"

Een samenleving bestaat uit mensen, niet uit - gemeenschappen, betoogt Bart Somers.

De Vlaamse overheid zal etnisch-culturele verenigingen niet langer subsidiëren. Voor Stijn Oosterlynck was dat een aanleiding om gisteren een opiniestuk (https://www.standaard.be/cnt/dmf20221213_98005950) te schrijven. Liberalen en Vlaams-nationalisten zouden, onder druk van extreemrechts, kiezen voor een overheid die het middenveld wegjaagt uit de integratiesector en de zaken zelf in handen neemt. Ik ben het volkomen oneens met de analyse van Oosterlynck. Onze aanpak is vernieuwend en staat haaks op die van klassieke links en extreemrechts.

Sommigen kijken naar de samenleving als een vereniging van etnisch-culturele gemeenschappen. Groepen mensen die verbonden
zijn door een gedeelde, doorslaggevende identiteit. De overheid ondersteunt in hun visie die gemeenschappen als hefboom voor
emancipatie en subsidieert het verenigingsleven dat erop stoelt. Ze geloven dat mensen die zich op basis van pakweg hun Turkse of
Marokkaanse identiteit organiseren, sneller vooruit raken. Het natuurlijke netwerk van de eigen gemeenschap wordt geëmpowerd,
woordvoerders van de gemeenschap krijgen een platform, noden en behoeften van hun groep worden beter gehoord.

"Terugplooien op de eigen groep houdt het risico in dat mensen erin verzanden en opgesloten raken, in een snel verkleurende samenleving."

Ik begrijp de redenering, maar die aanpak heeft twee fundamentele - gebreken: ze ontbeert legitimiteit en ze versterkt segregatie. Als
burgemeester heb ik de vertegenwoordigers van die ‘gemeenschappen’ vaak eisen horen formuleren waarvan ik dacht:
namens wie vragen ze dat? Wie heeft hen verkozen? En hoe wordt hun groep – al snel cliënten – afgebakend? Die organisaties
appelleren aan een etnisch-culturele achtergrond en verheffen die tot centraal element in de identiteit. Zo legt men generatie na generatie nadruk op die etnisch-culturele identificatie. Al die vertegenwoordigers zullen bevestigen dat ze vooral integratie willen,
maar hun (machts)positie staat of valt met het voortbestaan van de afzonderlijke gemeenschap. Mensen worden dan als Turken,
moslims, Armeniërs aangesproken in plaats van als burgers van onze Vlaamse of lokale gemeenschap.

Miserabilisme
De kijk op de samenleving als verzameling gemeenschappen is eigen aan zowel klassiek-links als extreemrechts. De eersten zien vooral slachtoffers, de anderen daders. Achterstelling versus misbruik. Ze worstelen allebei met rolmodellen of vooruitgang. Die ondergraven het beeld van miserabilisme. Allebei hebben ze de neiging om diversiteit te instrumentaliseren.

Voor mij bestaat de samenleving in de eerste plaats uit mensen. Die mensen hebben verschillende identiteiten. We zijn Vlaming en Belg tegelijk. Soms botsen die identiteiten en naargelang de context wegen ze door. Een permanent puzzelwerk. Bovendien evolueren
identiteiten en geven we er allemaal een persoonlijke invulling aan. Dat geldt a fortiori voor mensen met buitenlandse roots. Zij hebben er nog een laagje bij. We hebben trouwens nog andere identiteiten: in mijn geval vader, echtgenoot, liberaal, jurist, boekenliefhebber ... Die veelheid aan identiteiten maakt ons tot unieke personen. Het vormt ook de kern van onze vrijheid. Een overheid moet mensen aanspreken op de gedeelde identiteit. Vrijheid in zijn individuele gelaagde identiteit, maar als burger deel van de samenleving.

Overdaad aan subsidies
Ook in die benadering zijn verenigingen essentieel voor het functioneren van een gemeenschap. De vrijheid van vereniging is door
liberalen in de grondwet verankerd en geldt onverkort voor mensen die zich op etnisch-culturele basis willen organiseren. Ze is een
onaantastbare hoeksteen van onze samenleving. Maar die grondwettelijke vrijheid betekent niet dat de overheid alles moet
subsidiëren. Dyab Abou Jahjah (https://www.standaard.be/cnt/dmf20221208_97861735) maakt een terecht punt als hij zegt dat de integratiesector eerder kampt met een overdaad aan subsidies. Te veel kleine integratieprojectjes die maar een handvol mensen bereiken. Te veel recepten die niet werken. Oosterlynck maakt overigens een vreemde redenering als hij subsidies schrappen gelijkstelt aan meer overheidsinmenging.

Zeker in een snel verkleurende samenleving is terugplooien op de peergroup vaak de realiteit, met een permanent risico dat mensen
erin verzanden en opgesloten raken. Daarom zet mijn Plan Samenleven in op projecten waar mensen met verschillende elkaar ontmoeten. Van mens tot mens. Niet van - gemeenschap tot gemeenschap. Zo versterken we de gedeelde, verbindende identiteit en werkt diversiteit voor al die andere identiteiten niet vervreemdend, maar verrijkend.

Elke nieuwkomer krijgt een buddy. Pleinmakers zijn mensen met een hoger inkomen die tijdelijk een sociale woning mogen huren als ze het sociaal weefsel van de wijk versterken. School in Zicht vergroot de sociale mix op scholen. Jeugdwerk voor Alleman brengt jongeren met migratieroots naar de jeugdbeweging.

Auteur Yasha Mounk vergelijkt in The great experiment onze samenleving met een groot park. Een plek waar iedereen kan wandelen of op een bank kan gaan zitten met vrienden van de boekenclub. Al die mensen bevinden zich samen op één plek en kunnen elkaar en anderen ontmoeten. Je kunt je boek neerleggen en mee tegen een bal gaan trappen. We bouwen geen afgescheiden hokken in onze parken. Waarom zouden we dat dan wel doen bij onze verenigingen?t

Dit opiniestuk verscheen in De Standaard

Zoek nieuwsberichten
Meest recente berichten

Gemaakt door Code Nation via NationBuilder