Regelvrij land
Minder regels, meer vrijheid
Ons land kampt met een overdaad aan regelneverij die de vrijheid van onze burgers en ondernemers ernstig belemmert. De complexe en overvloedige regelgeving creëert een inefficiënte bureaucratie, wat leidt tot tijdverlies en frustratie.
Wij pleiten voor een drastische vermindering van overregulering om onze economie dynamischer te maken en innovatie en ondernemerschap meer ruimte te geven. Door onnodige regels af te schaffen en administratieve procedures te vereenvoudigen, maken we de overheid ook slanker en efficiënter. Ons doel is om tegen 2030 de meest bedrijfs- en burgervriendelijke regelgeving in de EU te hebben. Minder regels, meer vrijheid.
Dit streven naar minder regeldruk en het versterken van de positie van burgers en bedrijven in hun relatie met de overheid, is voor ons een aanzet om na te denken over een Magna Carta 2.0. De Magna Carta was een document dat de basis legde voor individuele rechten en vrijheden en de beperking van de macht van de overheid. Net zoals de Magna Carta in de middeleeuwen de vrijheid van burgers beschermde tegen de willekeur van de koning, willen wij de vrijheid van onze burgers en ondernemers beschermen tegen de bureaucratische overmacht van vandaag.
Om dat te bereiken, hebben we nood aan meer dan een loutere ad-hoc evaluatie van elke regel. We hebben een holistische benadering nodig die mechanismen en instrumenten creëert om de regellast te verminderen en burgers en bedrijven te beschermen.
Daarom doen we de volgende concrete voorstellen om de focus op minder regels om te zetten in actie:
-
Een vervaldatum voor regels
-
Parlementaire schrapsessies
-
Eén in, één uit principe
-
Een soepelstandaard
-
Zwijgen is toestemmen
-
Only once is only once
-
Recht op vergissen
1. Vervaldatum voor regels
Soms blijven slechte en vooral verouderde regels veel te lang bestaan. Op die manier zijn ze een belemmering voor technologische innovatie. Ze beperken de vrijheid van burgers en bedrijven om gebruik te maken van zaken die misschien wel beter en efficiënter zijn. We stellen standaard vervaldatums in voor specifieke categorieën van wetgeving, zoals economische reguleringen en technologische wetgeving, waar snelle veranderingen vaak voorkomen.
Voorbeeld: EPC-labels
De manier hoe vandaag mensen de energieprestaties van hun woning kunnen verbeteren is uitgebreid geregeld. De focus is te veel komen liggen op het instrument, het energiecertificaat, en de technologie, bijvoorbeeld isolatie, in plaats van op de doelstelling, namelijk het fossielvrij maken van onze samenleving.
Wanneer je woning bijvoorbeeld een EPC-label B heeft, zullen de regels je vandaag aanmoedigen om extra te isoleren en een EPC-label A te behalen. Als je natuurlijk kunt overstappen naar een warmtepomp, ben je fossielvrij. Die laatste centimeters extra isolatie zijn dan eigenlijk niet echt nodig en is er ook geen reden om mensen daarvoor op kosten te jagen.
2. Parlementaire schrapsessies
Het is van een aantal partijen en parlementsleden een droom om een wet naar zichzelf vernoemd te krijgen. Wanneer ze initiatief nemen, is het vaak om regels bij te maken, eerder dan regels af te schaffen of te evalueren. We moeten die dynamiek veranderen.
Wetgeving moet structureel geëvalueerd worden. We raadplegen daarbij alle belanghebbende, waaronder het bedrijfsleven en academische instellingen. De evaluaties dienen om noodzakelijke aanpassingen door te voeren en de effectiviteit van de wetgeving te waarborgen.
Om ervoor te zorgen dat dit effectief gebeurd lassen we parlementaire schrapsessies in zowel het federaal, Vlaams als Brussels parlement. Dit zijn momenten die voorbehouden worden in het parlement, niet om regels bij te maken, maar om er af te schaffen.
Voorbeeld: Red Tape Challenges en regelgevingscontroleraad
In het Verenigd Koninkrijk organiseert men Red Tape Challenges. In Duitsland is er dan weer een regelgevingscontroleraad.
3. Eén in, één uit principe
Naast vervaldata en vaste schrapsessies, zijn er nog andere momenten waarbij we aandacht kunnen en moeten vestigen op de noodzaak om minder regels te maken. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer je nieuwe regels maakt. Eerder dan altijd een nieuwe laag regel lasagne te leggen, zouden we moeten kijken of de vorige nog wel nodig zijn. Daarom voeren we een principe in dat voor elke bijkomende financiële of administratieve last voor een bedrijf er één moet verwijderen. In euro’s moet die ambitie zelfs hoger. Voor elke euro administratieve last, zouden er vier moeten verdwijnen.
Voorbeeld: Digitale verplichtingen moeten steeds papieren verplichtingen vervangen
Verplichting om iets digitaal te registreren zou steeds moeten gepaard gaan met het afschaffen van de bestaande verplichting om iets op papier bij te houden. Nu gebeurt dat soms niet, bijvoorbeeld als het gaat over regels in verband met personeel. Een ondernemer denkt dat hij alles correct heeft aangegeven op het digitale platform. Blijkt achteraf dat hij ook nog een papieren versie ook had moeten bijhouden. Dat soort zaken zou niet mogen gebeuren.
4. Soepelstandaard
Europese richtlijnen laten toe aan lidstaten om zelf, vaak binnen een vork, invulling te geven aan de Europese regels of de manier waarop de doelstellingen gerealiseerd moeten worden. Te vaak zien we dat er - soms bijna automatisch - gekozen wordt voor een strengere interpretatie of toepassing. Dat willen we omdraaien. De meest soepele toepassing moet de standaard toepassing worden. We verankeren dat in een kaderwet en in de reglementen van de wetgevende instellingen. Afwijken betekent motiveren.
Voorbeeld: Gevaar van goldplating in de Central Securities Depositories Regulation
In het kader van de CSRD-richtlijn komt er weer heel wat nieuws af op onze ondernemingen. Vanaf 2025 geldt een rapportageverplichting aangaande een hele reeks duurzaamheidsfactoren (ESG- indicatoren).
Om deze rapportage tot een goed einde te brengen zullen bedrijven in extra mankracht moeten investeren. Dat maakt Europese lidstaten minder interessant als investeringslocatie. We moeten erover waken dat we hierin niet verder gaan dan andere Europese lidstaten of onze Belgische bedrijven stoten op een dubbel competitief nadeel; intercontinentaal én tav andere EU-lidstaten.
De omzetting zal in de aankomende legislatuur vorm krijgen.
5. Zwijgen is toestemmen
In het administratief recht voeren we - naar Nederlands voorbeeld - de ‘lex silencio positivo’ in, het principe van zwijgen is toestemmen. Aanvragen waar geen veiligheidsaspect aan verbonden is (bv. aanvraag voor een wapenvergunning) en waar de overheid niet tijdig op antwoordt, worden beschouwd als zijnde een positief antwoord als na een ingebrekestelling door de burger er nog steeds geen antwoord komt. Door het vaststellen van strikte tijdslimieten voor overheidsbeslissingen, worden burgers en bedrijven niet langer gegijzeld door trage administratieve processen.
Uiteraard blijven hogere, bvb. Europese, regels en rechtspraak, gelden en bepalen die ook mee waar de lex silencio positivo van toepassing kan zijn. Desalniettemin zijn er zoveel contacten tussen burgers en overheid, waar een lex silencio positivo kan toegepast worden. We denken daarbij ook aan het lokale niveau dat ook heel wat regels oplegt.
Bovendien moeten we hier ook de mogelijkheden van artificiële intelligentie benutten. Artificiële intelligentie kan gebruikt worden om bijvoorbeeld al te screenen op alle formele vereisten. Als er geen rode vlag is maar de definitieve goedkeuring door de bevoegde ambtenaar blijft uit, kan een lex silencio positivo helpen.
Voorbeeld: Eenvoudige toelatingen vragen
Voor een aantal zaken, bijvoorbeeld zelfs voor iets eenvoudigs als straatmuziek maken, moet je bij veel lokale overheden toelating vragen. Het meest ideale is natuurlijk dat die regels worden versoepeld en er minder toelatingen gevraagd moeten worden. Als een lokale overheid ervoor kiest omdat niet te doen maar wel de aanvragen laat liggen, is een stilzwijgende instemming een manier om aanvragers niet eindeloos te laten wachten en afhankelijk te maken van de goodwill van een bestuur.
6. Only once is only once
Het blijft een probleem. Overheden die je zaken blijven vragen, die ze eigenlijk al zouden moeten hebben. Geheel terecht wordt het only once principe meer en meer aangehaald. Alleen zien we in de praktijk dat er geen mechanismen zijn die het respecteren van dit principe ook afdwingen.
Daar moeten we verandering in brengen. Om te beginnen moeten we het only once principe in het algemeen verankeren in ons bestuursrecht zodat het een wettelijke basis heeft. Regels hebben alleen maar zin als er ook handhaving daartegenover staat. Daarom dat er een toezichthouder komt, die ook de bevoegdheid heeft om klachten te behandelen en sancties op te leggen bij overtredingen. Het is aan de overheid om aan te tonen dat zij deze informatie niet heeft of niet te pakken kan krijgen op andere manier.
Het spreekt voor zich dat dit ook een turbo moet zetten op betere gegevensdeling en -uitwisseling tussen overheidsorganisaties. Het feit dat sommige zaken tot de bevoegdheid van andereoverheden behoren, mag geen excuus zijn. We moeten redeneren vanuit de noden van de burger, niet vanuit de structuren van de staat.
Voorbeeld 1: UBO register.
In het kader van het UBO-register (Ultimate Beneficial Owners register) moeten vennootschappen, vzw’s en stichtingen informatie over hun uiteindelijke begunstigden opnemen. Dit betekent aandeelhouders voor vennootschappen en bestuurders voor vzw’s en stichtingen. Het UBO- register is in het leven geroepen om te helpen bij de strijd tegen witwassen, de financiering van terrorisme en andere illegale activiteiten. Niet-naleving kan leiden tot boetes en zelfs het schrappen van ondernemingen uit het KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen).
De inspanning die ondernemingen moeten leveren om een UBO-register bij te houden is al aanzienlijk. Het gaat echter over dezelfde gegevens die ook in de KBO moeten geregistreerd worden.
Voorbeeld 2: Overheidsopdrachten
Een ander voorbeeld van de schending van het only once principe is zichtbaar bij deelname aan overheidsopdrachten. Bedrijven worden verplicht om diverse documenten in te dienen, zoals een uittreksel uit het strafregister van bestuurders, een attest van indiening van de jaarrekening, aangifte van RSZ-bijdragen, en attesten van niet-faillissement, btw-plichtigheid, en erkenning als aannemer van werken. Al deze documenten zijn reeds ingediend bij een overheidsdienst. Het is onredelijk dat bedrijven een attest moeten verkrijgen van een overheidsdienst dat bewijst dat zij een document hebben ingediend bij de overheid, om deel te nemen aan een opdracht van diezelfde overheid.
Deze voorbeelden illustreren hoe het only once principe, waarbij informatie slechts eenmaal door bedrijven aan de overheid verstrekt zou moeten worden, in de praktijk vaak wordt geschonden.
7. Recht op vergissen
De overheid vergist zich al te vaak en wordt hiervoor niet op de vingers getikt. Er is niet altijd een autoriteit die de overheid kan sanctioneren. Dit brengt ons bij het Peter Parker-principe: “with great power comes great responsibility”. De overheid krijgt steeds meer mogelijkheden en bevoegdheden om zaken te onderzoeken, en terecht, maar deze bevoegdheden moeten wel zorgvuldig, gericht en respectvol worden gebruikt. Helaas gebeurt dat niet altijd.
Daarentegen mag de burger die te goeder trouw handelt zich nooit vergissen. Bijvoorbeeld, het verkeerd invullen van een aangifte betekent minimaal een belastingverhoging van 10%. Als de controleur kwaad opzet vermoedt, kan dit oplopen tot 200%. Eventuele “genade” is hierbij afhankelijk van de goodwill van de controleur. Ook de ondernemer wordt bij een vergissing zwaar gesanctioneerd. Subsidiedossiers worden verworpen, bouwvergunningen moeten opnieuw van nulworden overgedaan, en als bij een aanbesteding het ondernemingsnummer ontbreekt, wordt de onderneming uitgesloten.
Terwijl malafide fraudeurs soms de dans ontspringen, wordt een burger die ter goeder trouw een administratieve fout maakt soms disproportioneel zwaar getroffen.
Het is nochtans steeds gemakkelijker om je te vergissen. Vergissen is menselijk, te meer in een wereld die steeds complexer wordt. Daarom voeren stelden we al eerder voor om een recht op vergissen in te voeren.
Een belastingplichtige, particulier of onderneming, die voor de eerste keer een regel miskent die betrekking heeft op een situatie, of een materiële fout begaat in contacten met de overheid, kan daar niet meteen een sanctie voor krijgen of een voordeel verliezen als hij de vergissing op eigen initiatief of op vraag van de bevoegde overheid rechtzet. Dit is van toepassing zolang er geen sprake is van kwaad opzet of fraude.
Uitzonderingen hierop zijn inbreuken op het Europees recht, inbreuken op regels rond volksgezondheid, de openbare veiligheid en het milieu, contractuele inbreuken, en inbreuken op regels van de bevoegde toezichthouder.
Uiteraard is net zoals alle andere rechten ook dit recht niet absoluut.
Ten eerste worden herhaalde inbreuken uitgesloten. Al moet de bevoegde overheid, geval per geval in overweging te nemen, nog steeds de mogelijkheid hebben om af te zien van sanctionering.
Ten tweede wordt kwaad opzet of fraude uitgesloten. Wanneer blijkt dat de burger handelde terwijl hij wist of had moeten weten dat hij een fout beging, kunnen hem sancties worden opgelegd. In dit geval is een holistische aanpak mogelijk waarbij precedenten van de betrokkenen in rekenschap worden genomen om kwaad opzet uit te sluiten. Dit moet recidivisten die aanspraak willen maken op het recht op vergissen eruit filteren.
Tot slot worden specifieke inbreuken uitgesloten, waaronder inbreuken die de volksgezondheid, de openbare veiligheid en het milieu in gevaar kunnen brengen. Dit moet voorkomen dat de openbare orde in het gedrang komt.
Voorbeeld 1: Te laat met aanvraag tot verlenging
Een vzw is te laat met de aanvraag tot verlenging van zijn erkenning. Donors verliezen hun fiscaal voordeel.
Door een samenloop van omstandigheden blijft het dossier liggen waardoor niet alle documenten voor handen zijn. Wanneer alles bijeen is geraapt blijkt dat de vzw nipt de deadline niet heeft gehaald.
Gevolg: geen erkenning voor dit jaar, dit kan wel voor volgend jaar. Schenkers van giften zullen daardoor geen voordeel kunnen genieten. De vzw lijdt imagoschade en de burger betaalt de rekening.
Er is geen twijfel dat de vzw in aanmerking komt, er wordt wel een goedkeuring geven voor volgend jaar, de enige reden is het feit dat de aangifte.
Voorbeeld 2: Te laat met aanvraag vrijstelling sociale bijdragen
Een zelfstandige valt ziek en moet zijn zaak even sluiten. Normaal zijn in dat geval geen sociale bijdragen verschuldigd. Als de aanvraag ervan ten minste op tijd wordt ingediend.
Tijdens de arbeidsongeschiktheid met volledige stopzetting van zijn activiteiten moet een zelfstandige geen sociale bijdrage betalen met behoud van zijn sociale rechten (een gelijkstelling).
Maar om die vrijstelling met gelijkstelling te bekomen moet de zelfstandige een aanvraagprocedure bij het sociaal verzekeringsfonds doorlopen, los van de uitkeringsaanvraag bij zijn ziekenfonds.
Veel zelfstandigen zijn hiervan niet op de hoogte, bovendien zorgt deze procedure voor een bijkomende administratieve last.
Terwijl de zelfstandige zich bij ziekte in de eerste plaats zou moeten focussen op zijn gezondheid (en niet op administratie). Hierdoor kan het dus voorkomen dat een zelfstandige dit vergeet en dan uiteindelijk toch zijn sociale bijdrage moet betalen (hoewel hij ziek is).